maandag 12 september 2016

RICARDO VAN EYK: TOE-EIGENEN

Categorie: interview
Onderwerp: Ricardo van Eyk over zijn werk
Auteur: Peter Nijenhuis
Datum gesprek: 10 september 2016

Ricardo van Eyk (Utrecht 1993) studeerde deze zomer af aan de afdeling Fine Art van de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht en is inmiddels als deelnemer toegelaten tot De Ateliers in Amsterdam. Zijn werk maakt deel uit van de tentoonstelling Ernstig Geschikt 2016 die tot en met 25 september is te zien in de ruimte van Studio Omstand in Arnhem. 

Hoe zou je jezelf willen omschrijven? Niet als fotograaf of schilder en ook niet als iemand die installaties maakt, vermoed ik, maar hoe dan wel?
Als ik die vraag dan toch moet beantwoorden, zou ik zeggen dat ik vooral als schilder kijk en werk. Het nadeel van zo'n uitspraak is dat je jezelf in een bepaald kader plaatst en zo'n kader is dan weer net iets te nauw. Er is behalve de schilderkunst meer wat mijn werk een richting geeft. In Arnhem kreeg ik van Studio Omstand de beschikking over een smalle hoge ruimte. Die ruimtelijke eigenaardigheid wilde ik gebruiken en benadrukken door een hoge wand voor en langs de muur van de ruimte te bouwen. Bij de uitvoering van de wand liet ik me leiden door iets waar ik bij toeval tegenaan liep op een bouwplaats niet ver van de tentoonstellingsruimte. Bouwvakkers hadden het metselwerk, dat nog niet helemaal klaar was, ingepakt met transparant plastic dat overal scheuren vertoonde. Zoiets, dat transparante en gescheurde, heeft in mijn ogen een onbedoelde schilderkunstige kwaliteit en die heb ik proberen te vatten in mijn wand in de tentoonstellingsruimte. Die wand is gemaakt van transparant plastic en het plastic is op sommige plaatsen weggescheurd om uitzicht te bieden op de muur van de tentoonstellingsruimte, het luik en de architectuur buiten als het luik is geopend. Bij de wand heb ik twee schilderijen uitgekozen en een tape-bal, een bal gemaakt van de tape die ik gebruik bij het schilderen en die ik vervolgens verwijder en verzamel. Ruimtelijke of beeldhouwkundige overwegingen en zaken die naar het schilderen als proces verwijzen, spelen bij het tot stand komen van mijn werk dus wel een rol. En toch voert de benadering vanuit de schilderkunst de boventoon en draait het om schilderkunstige kwaliteiten zoals diepte, gelaagdheid en transparantie.

Je hebt ooit verklaard dat de dingen die je dagelijks ziet voor jou een aanleiding vormen om werk te maken. Je fotografeert met name de hedendaagse industriële omgeving, het technotoop zoals dat tegenwoordig heet, en de al of niet opzettelijke, menselijke ingrepen daarin. Je foto's vormen vervolgens een vertrekpunt voor het maken van je werk. Dat alles doe je niet vanuit je huiskamer, neem ik aan, je moet erop uit. Kun je vertellen wat voor tochten je maakt en waar je naar op zoek bent?
Wandelingen door de stad zijn voor mij altijd belangrijk geweest, vooral wandelingen over industrieterreinen en door buitenwijken. Ik heb op mijn wandelingen vrijwel altijd een camera bij de hand. Wat ik zoek, zijn vormen van onbedoelde schilderkunst en dat kan van alles zijn, van een toevallige vlek op de stoep tot het lelijke logo van een aannemer op een busje.

Hoe verwerk je wat je tegenkomt op straat en de foto's die je daarvan maakt in je werk? Dat is, neem ik aan, geen kwestie van een rechtstreekse vertaling.
Wat ik tegenkom, de onbedoelde schilderkunst waar ik het over heb, kan me op een of andere manier treffen. De jeugdige rebellie van sommige graffiti vind ik een zeer interessante kwaliteit. Een vandalistische kras of een haal kan een enorme snelheid, kracht en lust uitdrukken. Ik denk dat het in de kunst altijd gaat om emotie, maar niet op een platte en directe manier. Emotionaliteit op zich spreekt me als schilder niet aan. Wat ik zoek zijn sterke beelden, beelden die op een niet-hoogdravende manier veelzeggend zijn en geladen met een intentie. Dat wil ik me als schilder toe-eigenen, maar in de schilderkunst kun je niet zomaar je gang gaan. Als je op een kunstacademie zit kijk je naar kunst. Dat spreekt, denk ik, voor zich. Je bent een groot deel van je dag bezig met kijken naar kunst en met kijken sowieso. En door te kijken ben je niet meer vrij. Op de afdeling Fine Art van de HKU heb ik aanvankelijk naar aanleiding van mijn foto's objecten gemaakt, want op foto's staan nu eenmaal veel objecten. In mijn objecten speelden schilderkunstige zaken als kleur, textuur en compositie een dermate grote rol, dat ik uiteindelijk besloot om die aspecten, die me fascineerden, op het platte vlak te onderzoeken. Om de kwaliteit en de kracht te bereiken die ik op straat zag, ben ik gaan werken op paneel en met rollers, spuitbussen en lakken. Tegenwoordig gebruik ik ook plaatstaal en sinds kort aluminium, want plaatstaal is in je eentje bijna niet te tillen. De metalen panelen bewerk ik onder andere met een slijptol.

Een van je hulpmiddelen is een Super Soaker die je zo hebt verknutseld dat je er verf mee kunt spuiten.
Die Super Soaker, en trouwens ook de slijptol, is een middel om de controle kwijt te raken. Je komt voor verrassingen te staan. Met een Super Soaker kun je geen nette lijnen trekken. Het spettert nogal en zorgt voor rotzooi. Schilderen is voor mij een kwestie van regie. Je moet de zaak strak in de hand houden want er moet uiteindelijk een veelzeggend en krachtig beeld uit je handen komen. Dat laatste bereik je paradoxaal genoeg alleen als je toeval en chaos een rol laat spelen. Je moet op bepaalde momenten op een gecontroleerde manier de regie uit handen geven en dan weer terugnemen.

Kijk je naar het werk van andere, oudere schilders?
Ik heb als student gedaan wat waarschijnlijk iedere kunststudent doet: kijken naar het werk van kunstenaars als Imi Knoebel, Gerhard Richter en Sigmar Polke. Bij Polke zie je een geniaal materiaalgebruik. Die man heeft echt alles op een doek gesmeerd en toch is het resultaat steeds helder en overtuigend. Net als bij Richter lijken chaos en beheersing in volmaakte balans. Bij Richter staat tegenover de uiterst academische en planmatige opzet en de seriële uitvoering het gebruik van bijvoorbeeld de rakel. Ik kijk ook met verbazing naar het werk van Ellsworth Kelly en de manier waarop hij van zoiets eenvoudigs als een platgedrukt koffiebekertje een magistraal shaped canvas maakt. Hoe kom je met je eigen werk in de buurt van dat soort kunstenaars? Ik ben er nog niet, denk ik.

Stel je, als je werk maakt, vooraf bepaalde regels op, zijn er bijvoorbeeld dingen die je absoluut niet doet en dingen die je juist wel doet?
Ik kan de regels die ik hanteer niet zomaar onder woorden brengen. Ik zei al, als je veel kijkt en veel naar kunst kijkt, ben je niet meer vrij. Als je het hebt over vooraf opgestelde regels zoals conceptualisten die gebruikten, regels waar ze bij de uitvoering strikt aan vasthielden, dan moet ik zeggen dat ik zulke regels niet hanteer. Bepalend voor mijn werk is vooral het uitgangspunt. Ik wil, dat zei ik al, in mijn werk de kwaliteit vatten die ik in sommige gevallen in de buitenwereld tegenkom. Maar omdat ik dat wil doen in het kader van de schilderkunst en met de middelen van de schilderkunst en omdat ik ruimte geef aan het toeval, kom ik voor onvoorziene toestanden en problemen te staan. Die zijn voor mij ook vaak een aanleiding om weer nieuw en ander werk te maken. Mijn manier van werken houdt het werken vanzelf gaande. Het is nooit af.

In 1969 schreef Sol LeWitt in zijn Sentences on conceptual art: 'Conceptual artists are mystics rather than rationalists. They leap to conclusions that logic cannot reach.' Nu ben je wel geen conceptuele kunstenaar zoals LeWitt en is die uitspraak van LeWitt misschien een beetje plechtstatig. Maar niettemin, zie je daar wat in, de kunstenaar als mysticus die tot conclusies komt die men op een logische wijze niet bereikt?
Ik ben het er ergens wel mee eens. Beeldende kunst die ertoe doet, heeft een kwaliteit die niet of moeilijk onder woorden is te brengen. Je kunt in die gevallen alleen maar zeggen hier gebeurt iets, wat niet is uit te spreken, maar wat je wel kunt voelen door te kijken. Ik ben het eens met wat Henk Visch ooit verklaarde in een documentaireserie die Hollandse Meesters heet. Visch zei, als ik het me goed herinner, dat het zijn doel was om het beeld te bevrijden van de taal. Je moet kijken en leren kijken. Kijken als bezigheid en doel op zich wordt ondergewaardeerd. Het staat te vaak in dienst van verbale analyse en duiding. Het is daar als bijzaak ondergeschikt aan. Je begrijpt dat ik het daar net als Visch niet mee eens ben.

Sol LeWitt verklaarde bij een andere gelegenheid overigens nog iets anders: 'The serial artist does not attempt to produce a beautiful or mysterious object but functions merely as a clerk cataloguing the results of his premise.' Wat denk je daarvan, gaat het jou wèl om mooie en mysterieuze objecten?
Nee, niet zomaar. Er is een verschil tussen kunst en kitsch. Als je mooie en mysterieuze dingen wilt maken, richt je je naar een vooropgezet idee of beeld. Dat is kitsch. Kunst komt voort uit onderzoek. Dat onderzoek hoeft niet te leiden naar dingen die het oog in eerste instantie zonder meer plezieren. Je moet voor jezelf bepalen of wat eruit je handen komt kwaliteit heeft en of je het aan anderen wilt laten zien.